Artikel 2.115 leden 1 en 3 Aanbestedingswet 2012 luidt als volgt:
1. De
aanbestedende dienst die de economisch meest voordelige inschrijving vaststelt
op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding, maakt in de aankondiging van
de overheidsopdracht bekend welke nadere criteria hij stelt met het oog op de
toepassing van dit criterium.
[…]
3. Nadere
criteria als bedoeld in het eerste lid houden verband met het voorwerp van de
overheidsopdracht wanneer zij betrekking hebben op de in het kader van die
overheidsopdracht te verrichten werken, leveringen of diensten, in alle
opzichten en in elk stadium van hun levenscyclus, met inbegrip van factoren die
te maken hebben met:
a. het
specifieke productieproces, het aanbieden of de verhandeling van deze werken,
leveringen of diensten, of
b. een specifiek proces voor een andere fase van hun levenscyclus,
zelfs wanneer deze factoren geen deel uitmaken van hun materiële basis.
De aanbestedende dienst kan daartoe in een aanbestedingsprocedure met ‘wensen’ werken.
Wensen hoeven in beginsel niet te worden vervuld. Het is (maar) een ‘wens’, geen ‘eis’.
Een niet, of niet volledige, invulling van wensen leidt (dus) in beginsel niet tot een ‘niet besteksconforme’ (‘niet PvE-conforme’) inschrijving die, vanwege het aanbestedingsrechtelijke gelijkheidsbeginsel, moet worden afgewezen.
Het is (echter) wel spannend, wanneer de aanbestedende dienst in het kader van ‘wensen’ om een, door inschrijvers in te dienen, ‘implementatieplan’ vraagt.
Een, door een inschrijver voor de ‘wensen’ te scoren/behalen, ‘voldoende’ in de aanbestedingsstukken onder meer gedefinieerd is als:
“Er ontbreken
alleen minder significante punten.”
En er ook ‘gemiddeld’ wordt volgens:
“Voor de Wensen B,
C, en E wordt per beoordelaar één score gegeven voor elk van de Wensen voor de kwaliteit.
De scores van de individuele beoordelaars worden per Wens opgeteld en
gemiddeld, waarbij afgerond wordt op twee cijfers na de komma.”
De in de aanbestedingsprocedure aangeboden ICT-oplossing moet, met inachtneming van de aanbestedingsstukken, geïmplementeerd worden.
En (ook) een overheidsopdracht komt tot stand door ‘aanbod en aanvaarding’. Zie daartoe artikel 6: 217 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW):
“Een overeenkomst
komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.”
De aanleiding van deze Blog is het vonnis Rechtbank Midden-Nederland 24 april 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:2040, waarin ook wordt overwogen:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2025:2040
3.29. Verder
stelt BIM dat de voorlopige gunningsbeslissing niet voldoet aan de vereisten
die artikel 2.130 Aw daaraan stelt. Volgens BIM zijn in de voorlopige
gunningsbeslissing niet de relevante redenen voor de beslissing gegeven dan wel
kunnen deze niet worden gedragen door de onderbouwing hiervan. Ook zou uit de
voorlopige gunningsbeslissing niet blijken wat de kenmerken en de voordelen van
de voorlopige winnende inschrijving zijn ten opzichte van de inschrijving van
BIM. BIM zou de gemeente hebben verzocht om de scoringslijst van de voorlopig
winnende inschrijving te verstrekken. Dit heeft de gemeente geweigerd, waardoor
BIM niet kan controleren op welke wijze haar individuele score afwijkt van de
score van de voorlopig winnende inschrijving.
3.30. De
beoordelingscommissie heeft in lijn met artikel 2.130 Aw het voorlopige
gunningbesluit voldoende gemotiveerd. In de voorlopige gunningsbeslissing zijn
de eindscores van zowel BIM als Progresity (de voorlopig winnende inschrijving)
vermeld. Ook zijn de inschrijfprijzen vermeld. In de beslissing is verder te
zien welke punten BIM en Progresity hebben gekregen per subgunningscriterium en
wat de (sub)weging is van ieder subgunningscriterium. Verder heeft de gemeente
bij de voorlopige gunningsbeslissing een bijlage verstrekt met de beoordeling
van de inschrijving van BIM per Wens en zelfs per bullet point. Daarmee is
verduidelijkt welke punten de beoordelingscommissie wel en welke punten zij
niet positief heeft beoordeeld. Daaruit volgt -niet met mathematische precisie,
maar wel met de minimaal vereiste duidelijkheid - wat de reden(en) zijn voor de
aan BIM toegekende scores en waarom door haar niet een hogere score is behaald.
De beoordeling van de inschrijving van BIM is dus per specifiek uitgevraagd
kenmerk nader toegelicht. Op grond van het voorgaande voldoet de motivering van
de gunningsbeslissing aan het eerder genoemde toetsingskader en bevat het
voorts conform artikel 2.130 lid 2 Aw de kenmerken en relatieve voordelen van
Progresity als (voorlopig) winnende inschrijving. Het stelt BIM met benoeming
van de relevante redenen voldoende in staat om te begrijpen waarom zij niet
heeft gewonnen en de inschrijving van Progresity is gekozen. Uit het voorgaande
volgt dat de beoordelingscommissie niet is gehouden om alle aspecten van de
inschrijving van BIM in haar beoordeling te betrekken en wanneer zij dat niet
doet er sprake zou zijn van een ondeugdelijke motivering dan wel
onbegrijpelijke beoordeling. De motiveringsplicht van een aanbestedende dienst
gaat bovendien niet zo ver dat de aanbestedende dienst inzicht moet verschaffen
in de inschrijving van de voorlopige winnaar, teneinde een niet uitgekozen
inschrijver de gelegenheid te geven de beoordeling van de aanbestedende dienst
over te doen.1 Dit door BIM aangevoerde bezwaar kan dus niet slagen.
Zou er (dus) wellicht toch wat meer gemotiveerd moeten worden?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten