Ik denk, dat de Conclusie van Advocaat-Generaal A. Rantos d.d. 30 april
2025 in zaak C-692/23 (AVR-Afvalverwerking) terecht vermeldt (hieronder zonder
voetnoten):
37. Ten
eerste merk ik op dat de verwijzende rechter op geen enkele wijze refereert aan
de in artikel 12, lid 3, eerste alinea, onder a), van richtlijn 2014/24
gestelde eerste voorwaarde die inhoudt dat de aanbestedende diensten samen op
de rechtspersoon toezicht uitoefenen zoals op hun eigen diensten. Zoals het Hof
in het arrest Sambre heeft benadrukt, bepaalt dit lid 3, anders dan de leden 1
en 2 van dat artikel, niet dat op indirecte wijze kan worden voldaan aan de
voorwaarden inzake het toezicht door de aanbestedende dienst op de
rechtspersoon waaraan de opdracht wordt gegund, namelijk wanneer het toezicht
wordt uitgeoefend door een andere rechtspersoon die op zijn beurt op dezelfde
wijze onder toezicht staat van de aanbestedende dienst. […] Bovendien vertoont
het begrip „gezamenlijk toezicht” op een rechtspersoon in het kader van de
toepassing van genoemd lid 3 een aantal bijzonderheden die nader worden
toegelicht in de tweede alinea van die bepaling, waarin drie cumulatieve
voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de volgende elementen: i) de
samenstelling van de besluitvormingsorganen van de gecontroleerde
rechtspersoon; ii) het vermogen om een beslissende invloed uit te oefenen op de
doelstellingen en belangrijke beslissingen van deze rechtspersoon, en iii) het
nastreven van belangen die overeenstemmen met die van de aanbestedende
diensten. […]
38. In dit
verband merk ik op dat in het onderhavige geval uit het dossier voor het Hof
niet kan worden opgemaakt dat de BAR-gemeenten rechtstreeks zijn
vertegenwoordigd in de besluitvormingsorganen van AF, waardoor zij een
beslissende invloed hadden kunnen uitoefenen op de belangrijke beslissingen van
deze rechtspersoon. Het lijkt er veeleer op dat de BAR-gemeenten er indirect
zijn vertegenwoordigd via Irado, dat onder zeggenschap staat van BAR dat op
haar beurt onder gezamenlijk toezicht staat van de BAR-gemeenten. […] Toch kan
ik in het geval van een dergelijke indirecte zeggenschap via twee
tussenentiteiten moeilijk inzien hoe deze vorm van trapsgewijze controle kan
worden onderscheiden van de indirecte zeggenschap die het Hof uitdrukkelijk
heeft uitgesloten in de context van gezamenlijk toezicht. Bovendien leidt een
dergelijke vorm van trapsgewijze controle de facto tot een verwatering van het
aanvankelijk uitgeoefende toezicht, waardoor wordt afgeweken van de ratio legis
van de „inhouse”-uitzondering, die berust op de idee dat de aanbestedende
diensten hun openbaredienstopdrachten met eigen middelen uitvoeren. […] Het
staat bijgevolg aan de verwijzende rechter om na te gaan of het door de
BAR-gemeenten op AF uitgeoefende toezicht in de situatie van het hoofdgeding
een daadwerkelijk toezicht vormt zoals hetwelk deze gemeenten op hun eigen
diensten uitoefenen.
Lees ook:
https://keesvandewater.blogspot.com/2020/02/vertegenwoordigers.html
en
https://keesvandewater.blogspot.com/2023/02/op-papier-gezamenlijk-toezicht-kunnen.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten