vrijdag 1 september 2017

Vertrouwensbeginsel


R.o. 5.3.2 van Rechtbank Den Haag 20 juli 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:9828:


Laatstgenoemde situatie doet zich in dit geval voor. Zowel in het I&B-document (§ 2.3.1) als in het op de onderhavige aanbesteding van toepassing verklaarde ARW 2016 (artikel 2.25.2) is voorgeschreven dat een inschrijving dient te zijn voorzien van een ondertekend inschrijvingsbiljet. Ingevolge artikel 2.25.6 is een inschrijving slechts geldig indien het inschrijvingsbiljet en alle gegevens die nodig zijn voor de beoordeling van de inschrijving uiterlijk op het tijdstip voor de ontvangst van de inschrijvingen zijn ingediend. Nu niet ter discussie staat dat De Combinatie haar inschrijving niet van een inschrijvingsbiljet heeft voorzien, is haar inschrijving ongeldig en is herstel van dit met uitsluiting gesanctioneerde gebrek niet aan de orde. Hoewel RWS deze herstelmogelijkheid aanvankelijk wel aan de Combinatie heeft geboden, is zij hiervan aldus in het licht van het voorgaande op goede gronden teruggekomen. Het in dit verband door de Combinatie gedane beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Uit vaste jurisprudentie volgt immers dat het gelijkheidsbeginsel in de regel prevaleert boven het vertrouwensbeginsel. Het beroep van de Combinatie op het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 24 augustus 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2016:11209), waarin vanwege zeer bijzondere zaaksspecifieke omstandigheden op voormelde regel een uitzondering is aanvaard, kan haar niet baten, nu - zoals RWS terecht heeft opgemerkt - in de onderhavige procedure sprake is van een niet-vergelijkbaar feitencomplex. De Combinatie heeft ten slotte nog de stelling betrokken dat in dit geval het zorgvuldigheidsbeginsel dient te prevaleren boven het gelijkheidsbeginsel. Ook in dit betoog kan de Combinatie niet worden gevolgd. Niet gebleken is immers dat zich in de onderhavige aanbestedingsprocedure onregelmatigheden hebben voorgedaan, die de door de Combinatie voorgestane gevolgtrekking kunnen dragen.

Bevestigt (dus) het ‘uitzonderingsgeval’ (in) Rechtbank Den Haag 24 augustus 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:11209.

Zie daartoe (ook):




Geen opmerkingen:

Een reactie posten