vrijdag 1 april 2022

Geschiktheidseisen

Waar staat, dat geschiktheidseisen verband moeten houden met het voorwerp van de (overheids-) opdracht?

In artikel 58 lid 1 Richtlijn 2014/24/EU:

“[…] De aanbestedende diensten mogen alleen de criteria bedoeld in de leden 2, 3 en 4 als voorwaarden voor deelname opleggen aan ondernemers. De aanbestedende diensten beperken eventuele voorwaarden tot die welke kunnen garanderen dat een gegadigde of inschrijver over de juridische en financiële middelen en de technische bekwaamheden en beroepsbekwaamheden beschikt om de te gunnen opdracht uit te voeren. Alle voorwaarden houden verband met en staan in verhouding tot het voorwerp van de opdracht. […]”

In artikel 2.90 lid 8 Aanbestedingswet 2012:

“Een aanbestedende dienst stelt bij de voorbereiding en het tot stand brengen van een overeenkomst uitsluitend eisen aan de inschrijver en de inschrijving die verband houden met en die in een redelijke verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht.”

En thans ook in HvJEU 31 maart 2022 in zaak C‑195/21 (Smetna palata na Republika Bulgaria):

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=256941&pageIndex=0&doclang=nl&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=6503110

48           Overeenkomstig artikel 58, lid 1, tweede alinea, van die richtlijn mag een aanbestedende dienst alleen de criteria bedoeld in de leden 2, 3 en 4 als voorwaarden voor deelname opleggen aan ondernemers, die respectievelijk betrekking hebben op de geschiktheid om de beroepsactiviteit uit te oefenen, de economische en financiële draagkracht en de technische en beroepsbekwaamheid. Die voorwaarden moeten voorts beperkt blijven tot die welke kunnen garanderen dat een gegadigde of inschrijver over de juridische en financiële middelen en de technische bekwaamheden en beroepsbekwaamheden beschikt om de te gunnen opdracht uit te voeren. Al deze voorwaarden moeten verder verband houden met en in verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht.

49           Bij de vaststelling van de selectiecriteria dient een aanbestedende dienst zich ook te houden aan de in artikel 18, lid 1, van richtlijn 2014/24 verankerde fundamentele aanbestedingsbeginselen. De aanbestedende dienst is dan ook gehouden om, ten eerste, ondernemers op gelijke en niet-discriminerende wijze te behandelen alsmede op een transparante en proportionele wijze te handelen en, ten tweede, erop toe te zien dat een overheidsopdracht niet wordt opgesteld met het doel om deze uit te sluiten van het toepassingsgebied van deze richtlijn of om de mededinging op kunstmatige wijze te beperken door de aanbesteding op te zetten met het doel bepaalde ondernemers ten onrechte te bevoordelen of te benadelen.

50           Aangezien de aanbestedende dienst het best in staat is om zijn eigen behoeften te beoordelen, heeft de Uniewetgever hem niettemin een ruime beoordelingsmarge gelaten bij de vaststelling van de selectiecriteria, zoals met name blijkt uit het herhaalde gebruik van het werkwoord „kunnen” in artikel 58 van richtlijn 2014/24. De aanbestedende dienst beschikt overeenkomstig lid 1 van dit artikel dus over een zekere vrijheid om de voorwaarden voor deelneming aan de gunningsprocedure vast te stellen die naar zijn oordeel verband houden met en in verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht, en kunnen garanderen dat een gegadigde of een inschrijver over de juridische en financiële middelen en de technische bekwaamheden en beroepsbekwaamheden beschikt om de te gunnen opdracht uit te voeren. Meer in het bijzonder beoordeelt de aanbestedende dienst volgens lid 4 van dit artikel vrijelijk de voorwaarden voor deelname die hij geschikt acht om met name te garanderen dat de opdracht wordt uitgevoerd volgens een kwaliteitsnorm die hij passend acht.

Lees over geschiktheidseisen ook:

https://keesvandewater.blogspot.com/2021/02/voldoen-aan-de-vastgestelde.html 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten