zondag 12 maart 2023

Een gemengde overeenkomst onder bezwarende titel

Ik denk, dat, vanwege het hieronder ook genoemde feitencomplex, rechtsoverweging 6.20 van het arrest Hof Den Haag 28 februari 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:278:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2023:278

3.5          Op 29 oktober 2021 hebben de Gemeente en SB Alphen de zogenoemde Anterieure- en Koopovereenkomst (hierna: de AK-overeenkomst) gesloten. Daarin hebben zij (onder meer) hun afspraken rond de voorgenomen verkoop van de Aarhof-percelen en de realisering van de parkeergarage vastgelegd.

[…]

6.3          […] Doel van de overeenkomst is blijkens artikel 2.1 dat partijen de voorwaarden vastleggen waaronder de Gemeente bereid is haar medewerking aan de ontwikkeling en realisatie van het Project te verlenen, waarbij eveneens afspraken worden vastgelegd met betrekking tot de over en weer verschuldigde kosten, zoals vastgoed- en grondwaarde. […]

[…]

6.20        Tegen deze achtergrond kan naar voorlopig oordeel van het hof niet worden aangenomen dat het bij de voorgenomen bouw van de woningen en woontorens gaat om een aanbestedingsplichtige overheidsopdracht. Blijkens artikel 8 van de AK-overeenkomst brengt SB Alphen het bouwproject, waaronder in artikel 1.17 van de AK-overeenkomst tevens wordt verstaan de realisatie van circa 30.000 m2 bruto vloeroppervlakte ten behoeve van woningen, immers geheel voor eigen rekening en risico tot ontwikkeling. Uit de AK-overeenkomst blijkt niet dat SB Alphen voor de voorgenomen bouw van de woningen een (op geld waardeerbare) tegenprestatie ontvangt, ook niet in de vorm van een korting op bijvoorbeeld de verschuldigde leges. Integendeel. Uit artikel 13.1 van de AK-overeenkomst blijkt dat SB Alphen zich ertoe heeft verbonden om exclusief de te heffen leges en de gemeentelijke kosten van planschadeverzoeken, ook een vaste exploitatiebijdrage van € 88.000,- aan de Gemeente te betalen voor de gemeentelijke kosten voor planvoorbereiding, planbegeleiding en opmaken van de AK-overeenkomst. Porta Prima heeft niet gesteld dat anderszins, buiten de AK-overeenkomst om, sprake is van een voor de voorgenomen woningbouw bedoelde (op geld waardeerbare) tegenprestatie van de Gemeente. Reeds daarom kan van een aanbestedingsplichtige overheidsopdracht voor de beoogde woningen niet worden gesproken. […]

Niet in overeenstemming is met HvJEU 14 juli 2022 in zaak C‑436/20 (ASADE):

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=262937&pageIndex=0&doclang=nl&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=1888855

67           In de derde plaats veronderstelt het bezwarende karakter van een overheidsopdracht dat iedere partij zich ertoe verbindt een prestatie te leveren in ruil voor een tegenprestatie, zonder evenwel uit te sluiten dat de tegenprestatie van de aanbestedende dienst uitsluitend bestaat in de vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om de afgesproken dienst te verrichten (zie in die zin arrest van 10 september 2020, Tax-Fin-Lex, C‑367/19, EU:C:2020:685, punten 25‑26 en aldaar aangehaalde rechtspraak). […]

En dus ook niet met HvJEU 10 september 2020 in zaak C-367/19 (Tax-Fin-Lex):

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=230864&pageIndex=0&doclang=nl&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=2221075

25           Overeenkomstig de rechtspraak van het Hof wordt met de uitdrukking „onder bezwarende titel” volgens de gebruikelijke juridische betekenis daarvan een overeenkomst bedoeld waarbij iedere partij zich ertoe verbindt een prestatie te leveren in ruil voor een tegenprestatie (zie in die zin arrest van 18 oktober 2018, IBA Molecular Italy, C‑606/17, EU:C:2018:843, punt 28). De wederkerigheid van de overeenkomst is dus een wezenlijk kenmerk van een overheidsopdracht (zie in die zin arresten van 21 december 2016, Remondis, C‑51/15, EU:C:2016:985, punt 43; 28 mei 2020, Informatikgesellschaft für Software-Entwicklung, C‑796/18, EU:C:2020:395, punt 40, en 18 juni 2020, Porin kaupunki, C‑328/19, EU:C:2020:483, punt 47).

26           Die tegenprestatie hoeft weliswaar, zoals de advocaat-generaal in punt 47 van zijn conclusie heeft opgemerkt, niet noodzakelijkerwijs te bestaan in de betaling van een geldsom, zodat de prestatie ook kan worden vergoed door andere vormen van tegenprestaties zoals de vergoeding van de kosten voor het verrichten van de overeengekomen dienst (zie met name arresten van 19 december 2012, Ordine degli Ingegneri della Provincia di Lecce e.a., C‑159/11, EU:C:2012:817, punt 29; 13 juni 2013, Piepenbrock, C‑386/11, EU:C:2013:385, punt 31, en 18 oktober 2018, IBA Molecular Italy, C‑606/17, EU:C:2018:843, punt 29), doch dit neemt niet weg dat de wederkerigheid van een overheidsopdracht noodzakelijkerwijs tot uiting komt in het scheppen van juridisch bindende verbintenissen voor elk van de partijen bij de overeenkomst, waarvan de uitvoering in rechte moet kunnen worden gevorderd (zie in die zin arrest van 25 maart 2010, Helmut Müller, C‑451/08, EU:C:2010:168, punten 60‑62).

Ik denk namelijk, dat de volledige (integrale) AK-overeenkomst een ‘do ut des-karakter’ (‘voor wat, hoort wat’) heeft, en dus wel een ‘schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel’ is.

Dat is ook inherent aan de wederkerige anterieure overeenkomst en de wederkerige koopovereenkomst.

Ik acht het wel denkbaar, dat zo’n AK-overeenkomst in het voorkomend geval geen ‘overheidsopdracht voor werken’ is in de zin van artikel 1.1 Aanbestedingswet 2012:

overheidsopdracht voor werken: een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die is gesloten tussen een of meer aannemers en een of meer aanbestedende diensten en die betrekking heeft op:

a.             de uitvoering of het ontwerp en de uitvoering van werken die betrekking hebben op een van de in bijlage II van richtlijn 2014/24/EU bedoelde activiteiten,

b.            de uitvoering of het ontwerp en de uitvoering van een werk, of

c.             het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat voldoet aan de eisen van de aanbestedende dienst die een beslissende invloed uitoefent op het soort werk of het ontwerp van het werk

Waarom zou de wederpartij van de gemeente (‘exploitant’ en koper) voor wat betreft de woningen bijvoorbeeld een aanbestedingsrechtelijke ‘aannemer’ (moeten) zijn?

Zie daartoe ook deze blog:

https://keesvandewater.blogspot.com/2019/02/kaal-verkopen.html

Verder luiden de leden 1 en 2 van artikel 2.12b Aanbestedingswet 2012 als volgt:

1.            Dit artikel is van toepassing op opdrachten die zowel onderdelen omvatten waarop deel 2 van deze wet van toepassing is als onderdelen waarop dat deel niet van toepassing is.

2.            Indien een opdracht als bedoeld in het eerste lid objectief gezien niet deelbaar is in verschillende onderdelen, gelden de bepalingen die van toepassing zijn op het hoofdvoorwerp van de desbetreffende opdracht.

Die artikelleden moeten, het gaat om implementatiewetgeving, gelezen worden in samenhang met het bepaalde in artikel 3 lid 1 Richtlijn 2014/24/EU:

Lid 2 is van toepassing op gemengde opdrachten die betrekking hebben op verschillende onder deze richtlijn vallende soorten aanbestedingen. […]

Ingevolge artikel 1 lid 2 Richtlijn 2014/24/EU is een ‘aanbesteding’:

Aanbesteding in de zin van deze richtlijn is de aankoop door middel van een overheidsopdracht van werken, leveringen of diensten door één of meer aanbestedende diensten van door deze aanbestedende diensten gekozen ondernemers, ongeacht of de werken, leveringen of diensten een openbare bestemming hebben of niet.

De ‘opdrachten’ genoemd in artikel 2.12b leden 1 en 2 en artikel 3 lid 1 Richtlijn 2014/24/EU zijn dus ‘overheidsopdrachten’.

In dat verband overweegt het Hof Den Haag in het hierboven genoemde arrest:

6.23        De vraag of dit samenstel van afspraken kan leiden tot een verplichting van de Gemeente om de bouw van de parkeergarage aan te besteden is echter niet beslissend voor het al dan niet toewijzen van de vorderingen. Uit artikel 2.12b lid 2 Aw 2012 blijkt namelijk dat als het gaat om een gemengde overheidsopdracht, die objectief gezien niet deelbaar is in verschillende onderdelen, de bepalingen gelden die van toepassing zijn op het hoofdvoorwerp van de desbetreffende opdracht. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie blijkt vervolgens dat in het geval van een gemengde overeenkomst waarvan verschillende onderdelen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en dus een ondeelbaar geheel vormen, de betrokken transactie voor de juridische kwalificatie ervan in haar geheel als een eenheid moet worden onderzocht en moet worden beoordeeld op basis van de regels die van toepassing zijn op het onderdeel dat het hoofdvoorwerp of het overwegende element van de overeenkomst vormt7. Dit geldt ook als het onderdeel dat het hoofdvoorwerp van de gemengde overeenkomst vormt niet binnen de werkingssfeer van de richtlijnen inzake overheidsopdrachten valt8.

6.24        Naar voorlopig oordeel van het hof betreft het hoofdvoorwerp van de AK-overeenkomst de door SB Alphen beoogde woningbouw op de door haar aan te kopen Aarhof-percelen. SB Alphen heeft die percelen immers nodig om daarop de woningen en woontorens te kunnen realiseren waarmee zij de make-over van De Aarhof rendabel kan maken. De voorgenomen bouw van de parkeergarage is daaraan geheel accessoir. Die garage zal immers niet worden gebouwd als SB Alphen de Aarhof-percelen niet tot haar beschikking zou hebben voor de daarop te realiseren woningen. De te bouwen parkeergarage vormt in feite dus een ondeelbaar geheel met het hoofdvoorwerp van de AK-overeenkomst. Dat hoofdvoorwerp (de beoogde woningbouw) valt, zoals eerder overwogen, buiten de werkingssfeer van de richtlijnen inzake overheidsopdrachten. De voorgenomen, daaraan geheel accessoire, bouw van de parkeergarage daarmee dus ook. Een en ander brengt mee dat ook als het door partijen in de AK-overeenkomst neergelegde voornemen om de parkeergarage te (laten) bouwen zou zijn aan te merken als een aanbestedingsplichtige overheidsopdracht voor werken, dat niet kan leiden tot de conclusie dat voor het (ondeelbare) geheel van de in de AK-overeenkomst neergelegde koop- en bouwafspraken een aanbestedingsplicht bestaat. Daardoor strandt ook de tweede grief.

De verwijzing naar artikel 2.12b lid 2 Aanbestedingswet 2012 in r.o. 6.23 voornoemd is niet correct.

Immers, als de bouw van de woningen niet bestreken wordt door het aanbestedingsrecht, want in dit geval blijkbaar geen ‘overheidsopdracht voor werken’, dan zijn er niet twee overheidsopdrachten aan de orde.

En dan is niet artikel 2.12b lid 2 Aanbestedingswet 2012, maar het arrest HvJEU 6 mei 2010 in zaak C-145/08 (Club Hotel Loutraki e.a.) relevant:

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=81179&pageIndex=0&doclang=nl&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=1336103

46           Zowel uit de gedetailleerde en omstandige overwegingen van de verwijzingsbeslissing als uit de kwalificatie van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde transactie door de verwijzende rechter blijkt dat het gaat om een gemengde overeenkomst.

47           Deze overeenkomst bestaat immers, zakelijk weergegeven, uit een overeenkomst betreffende de overdracht door ETA van 49% van de aandelen van EKP aan de AEAS (hierna: het onderdeel „verkoop van aandelen”), een overeenkomst waarbij de AEAS tegen vergoeding met het beheer van het casino wordt belast (hierna: het onderdeel „diensten”), en een overeenkomst waarin de AEAS zich ertoe verbindt, een plan inzake de modernisering van het casinopand en van de daarnaast gelegen hotels en inzake de aanleg van de omliggende terreinen op te stellen en ten uitvoer te leggen (hierna: het onderdeel „werken”).

48           Uit de rechtspraak van het Hof blijkt dat in het geval van een gemengde overeenkomst waarvan de verschillende onderdelen volgens de bewoordingen van de aankondiging van de opdracht onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en dus een ondeelbaar geheel vormen, de betrokken transactie voor de juridische kwalificatie ervan in haar geheel als een eenheid moet worden onderzocht en moet worden beoordeeld op basis van de regels die van toepassing zijn op het onderdeel dat het hoofdvoorwerp of het overwegende element van de overeenkomst vormt (zie in die zin arresten van 5 december 1989, Commissie/Italië, C‑3/88, Jurispr. blz. 4035, punt 19; 19 april 1994, Gestión Hotelera Internacional, C‑331/92, Jurispr. blz. I‑1329, punten 23‑26; 18 januari 2007, Auroux e.a., C‑220/05, Jurispr. blz. I‑385, punten 36 en 37; 21 februari 2008, Commissie/Italië, C‑412/04, Jurispr. blz. I‑619, punt 47, alsmede 29 oktober 2009, Commissie/Duitsland, C‑536/07, Jurispr. blz. I‑00000, punten 28, 29, 57 en 61).

Hof Den Haag verwijst in voetnoot 8 van het arrest overigens wel naar ‘Club Hotel Loutraki e.a.’.

Ik kan me in het voorkomend geval, bij een ondeelbaar geheel, wel voorstellen, dat de voorgenomen woningbouw het hoofdvoorwerp van de overeenkomst is.

Daartoe moet immers kostenverhaal (anterieure overeenkomst) plaats vinden, en moet een stuk grond aangekocht worden (koopovereenkomst).

In het voorkomend geval kan overigens ook het Openbaar gebied en Openbare voorzieningen dat door de ontwikkelaar met inachtneming van gemeentelijke eisen gerealiseerd moet worden, een bijkomstig (accessoir) karakter hebben.

Bij de vraag, of een parkeergarage een ondeelbaar geheel vormt, kan nog wel gewezen worden op Overweging 11 van Richtlijn 2014/24/EU:

In het geval van gemengde opdrachten, waarvan de verschillende onderdelen objectief niet deelbaar zijn, worden de toepasselijke voorschriften bepaald ten aanzien van het hoofdvoorwerp van die opdracht. Daarom moet worden bepaald hoe aanbestedende diensten kunnen uitmaken of de verschillende onderdelen deelbaar zijn of niet, aan de hand van de desbetreffende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.


Per geval moet de uitgesproken of veronderstelde bedoeling van de aanbesteders worden beoordeeld, waarbij het niet volstaat de diverse aspecten van een gemengde opdracht als ondeelbaar te beschouwen, maar deze bedoeling moet worden gestaafd met objectieve elementen waaruit de noodzaak van één enkele opdracht blijkt. Die onderbouwde noodzaak van het sluiten van één contract kan bijvoorbeeld aanwezig zijn bij het oprichten van een enkel gebouw, waarvan een deel rechtstreeks wordt gebruikt door de aanbestedende dienst en een ander deel wordt geëxploiteerd als concessie, bijvoorbeeld in de vorm van een publieke parkeergelegenheid. Duidelijk moet worden dat aan de noodzaak van het sluiten van één contract redenen van zowel technische als economische aard ten grondslag kunnen liggen.

Ik zie in het arrest geen aanwijzingen voor ‘redenen van technische aard’. Ik lees wel:

6.22        […] Naar voorlopig oordeel van het hof bevat het samenstel van afspraken die in de AK-overeenkomst zijn neergelegd sterke aanwijzingen dat SB Alphen (indirect) de verplichting op zich heeft genomen om de parkeergarage te realiseren zoals visueel is vormgegeven in het (als bijlage 2) van de AK-overeenkomst deel uitmakende schetsontwerp van 8 september 2020. Om de herontwikkelingsplannen van De Aarhof rendabel te maken heeft SB Alphen de op de Aarhof-percelen te realiseren woningen nodig. Voor die woningen gelden parkeernormen. SB Alphen staan meerdere mogelijkheden ter beschikking om daaraan te kunnen voldoen, maar zij heeft blijkens het schetsontwerp gekozen voor een parkeergarage. Juist en alleen voor die parkeergarage heeft de Gemeente zich in de AK-overeenkomst ertoe verbonden om deze, na realisering ervan, (terug) te kopen tegen kostprijs indien SB Alphen dat wil. […]

‘Redenen van economische aard’ lijken zo in ieder geval wel aanwezig of denkbaar. Misschien volgen uit die redenen ook de ‘redenen van technische aard’ (één gebouw, technische geïntegreerd, realisatie van een overkapping, verbinding door een ‘Doorgang’ o.i.d.)?

Ik vraag me alsdan (echter) wel af, waarom de gemeente een ondeelbare parkeergarage zou willen aankopen die is gebouwd om aan de voor de particuliere woningbouw geldende parkeernormen te voldoen?

En zou de mogelijkheid van aankoop door de gemeente of een derde niet juist een aanwijzing (kunnen) zijn, dat sprake is van een ‘deelbaar geheel’?

Alsdan zou het arrest HvJEU 6 mei 2010 in zaak C-145/08 (Club Hotel Loutraki e.a.) geen toepassing (kunnen) vinden.

En zou er voor de parkeergarage, uitgaande van een overheidsopdracht voor werken met een waarde boven het Europese drempelbdrag, een Europese aanbestedingsplicht op de gemeente rusten volgens het arrest HvJEU 22 december 2010 in zaak C-215/09 (Mehiläinen en Terveystalo Healthcare):

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=83449&pageIndex=0&doclang=nl&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=1783697

45           Anders dan het geval was in de zaak die heeft geleid tot het reeds aangehaalde arrest Loutraki e.a., wijzen deze vaststellingen bijgevolg objectief gezien niet op de noodzaak om de in het hoofdgeding aan de orde zijnde gemengde overeenkomst te sluiten met een enkele partner (zie in die zin arrest Loutraki e.a., reeds aangehaald, punt 53).

46           Aangezien het onderdeel van de gemengde overeenkomst dat bestaat in de verbintenis van Oulun kaupunki om de ten behoeve van de werknemers van deze stad te verstrekken diensten van gezondheidszorg bij de gezamenlijke onderneming te betrekken dus scheidbaar is van deze overeenkomst, zijn, in een context als die in het hoofdgeding, de relevante bepalingen van richtlijn 2004/18 bijgevolg van toepassing op de gunning van dit onderdeel.

47           Gelet op een en ander dient op de prejudiciële vragen te worden geantwoord dat richtlijn 2004/18 aldus moet worden uitgelegd dat wanneer een aanbestedende dienst met een van deze dienst onafhankelijke private vennootschap een overeenkomst sluit tot oprichting van een gezamenlijke onderneming in de vorm van een naamloze vennootschap, waarvan het doel bestaat in de verlening van diensten van arbeidsgezondheidszorg en arbeidswelzijn, deze aanbestedende dienst de opdracht die betrekking heeft op de ten behoeve van zijn eigen werknemers te verstrekken diensten, waarvan de waarde meer bedraagt dan de in deze richtlijn bepaalde drempelwaarde en die scheidbaar is van de overeenkomst tot oprichting van deze vennootschap, moet gunnen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn die gelden voor de diensten van bijlage II B bij deze richtlijn.

Lees over artikel 2.12b lid 2 Aanbestedingswet 2012 en over ‘ondeelbaarheid’ eerder ook:

https://keesvandewater.blogspot.com/2022/12/een-contract-ondeelbaarheid.html 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten