donderdag 18 mei 2023

Het contractueel vervalbeding en een schadevergoedingsprocedure

In het voorkomend geval moet men, in verband met een vordering tot schadevergoeding, onrechtmatig handelen van de aanbestedende dienst en klachten over onrechtmatigheden bij een gunningsbeslissing tijdig aan de rechter voorleggen.

Uit het vonnis (bodemzaak) Rechtbank Den Haag 12 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5098 blijkt (immers), dat het in het voorkomend geval niet onredelijk of disproportioneel is, dat de aanbestedende dienst zich in een schadevergoedingsprocedure tegenover de niet gegunde inschrijver op het, middels de aanbestedingsstukken, overeengekomen vervalbeding beroept, en dat het toepassen van het vervalbeding daarmee evenmin naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is:

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:5098

4.14.       Van belang is verder dat in aanbestedingsgeschillen een proactieve houding van een inschrijver wordt verwacht. Hij moet bezwaren moeten in een zo vroeg mogelijk stadium aan de orde stellen, zodat eventuele onregelmatigheden nog kunnen worden gecorrigeerd met zo weinig mogelijk gevolgen voor het verdere verloop van de procedure. Dit uitgangspunt is onder meer ingegeven door het belang van een voortvarende aanbestedingsprocedure en rechtszekerheid (voor derden-inschrijvers). Terecht heeft Cloudoe erop gewezen dat deze specifieke belangen niet worden geraakt bij een (latere) vordering tot schadevergoeding tegen de aanbestedende dienst, die immers de aanbestedingsprocedure zelf niet vertraagt en ook niet van invloed is op het contract dat met de winnend opdrachtnemer is gesloten. Maar dat betekent niet dat het in het aanbestedingsrecht geldende uitgangspunt van een proactieve opstelling helemaal geen rol speelt. Op grond van de tussen de inschrijver (Cloudoe) en de aanbestedende dienst (de RDW) geldende eisen van redelijkheid en billijkheid moet Cloudoe namelijk ook met de gerechtvaardigde belangen van de RDW rekening houden. In dat verband stelt de RDW terecht dat zij kan worden benadeeld wanneer Cloudoe klachten over onrechtmatigheden bij een gunningsbeslissing niet gelijk binnen de beschikbare termijn van 20 dagen bij de rechter aan de orde stelt, maar dit pas later in een schadevergoedingsprocedure doet, wanneer de RDW al een bindende overeenkomst met de winnend inschrijver heeft gesloten en eventuele door de rechter vastgestelde onrechtmatigheden in het gunningsproces niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt. De gestelde termijn van 20 dagen om klachten in kort geding aanhangig te maken is op zichzelf genomen ook een redelijke termijn, die overeenstemt met de wettelijke opschortingstermijn van artikel 2.127 Aw. Naar het oordeel van de rechtbank is het daarom op zichzelf genomen niet onredelijk dat de RDW als voorwaarde hanteert dat als een inschrijver nalaat om een gunningsbeslissing binnen de beschikbare termijn van 20 dagen in kort geding aan te vechten, dan - als vertrekpunt - ook het recht vervalt om schadevergoeding naar aanleiding van diezelfde beslissing te vorderen.

4.15.       Maar met dit vertrekpunt is nog niet onmiddellijk gegeven dat de RDW het vervalbeding ook altijd daadwerkelijk tegenover de inschrijver mag toepassen. De rechtbank moet beoordelen of toepassing ook in dit concrete geval redelijk en proportioneel is (zie hiervoor, 4.12). In dit geval is dat zo; dit oordeel baseert de rechtbank op het volgende.

4.16.       Aan de vordering tot schadevergoeding legt Cloudoe als kernklacht ten grondslag dat de RDW in strijd met de aanbestedingsvoorwaarden geen toepassing heeft gegeven aan de knock-out voorwaarde van artikel 1.3.6, waarin 31 mei 2021 als uiterlijke opleverdatum was bepaald. Cloudoe voert daartoe in de dagvaarding aan dat de RDW al op drie achtereenvolgende momenten wist of had moeten weten dat de inschrijving van Frontline niet uiterlijk op 31 mei 2021 zou zijn opgeleverd:

1.             Allereerst op het moment dat de RDW ervoor koos om met Frontline de concretiseringsfase in te gaan. Vanaf de inschrijving stond al vast dat Frontline (kennelijk) onvoldoende rekening heeft gehouden met het op tijd compliant zijn aan de privacywetgeving. Cloudoe had de RDW ook laten weten (ook al in haar inschrijving) dat het voor het halen van de deadline noodzakelijk is om al vanaf de start van de concretiseringsfase de Security Officer te betrekken.

2.             Ten tweede tijdens de concretiseringsfase en op de momenten dat de concretiseringsfase is verlengd (van 6-8 weken tot uiteindelijk 15 weken). De RDW had al veel eerder de stekker uit de concretiseringsfase moeten trekken. Duidelijk werd dat Frontline 31 mei 2021 niet zou kunnen halen, enerzijds vanwege het niet tijdig adresseren van de privacy issues en anderzijds door het verloop en de verlenging van de concretiseringsfase waardoor de uitvoeringsfase te kort werd voor een tijdige en succesvolle implementatie. Cloudoe had ook aan de RDW laten weten dat een implementatie in 2,5 maand feitelijk onhaalbaar is, ook omdat implementatie van het door Frontline gebruikte platform (van leverancier Genesys) volgens Genesys zelf minimaal vier maanden in beslag neemt.

Het verlengen van de concretiseringsfase was volgens Cloudoe onrechtmatig. De RDW had in een telefoongesprek van 10 maart 2021 en in de brief van 25 maart 2021 aan Cloudoe laten weten dat de vertraging werd veroorzaakt door ‘privacy issues’. De opleverdatum van 31 mei 2021 was echter een harde eis. Het niet halen van die datum diende tot uitsluiting te leiden, ook als deze is veroorzaakt door privacy-issues. Het lag, juist in verband met de korte deadline, op de weg van de opdrachtnemer om dit soort privacy-issues al vroegtijdig te onderkennen en te adresseren. Met de verlenging van de concretiseringsfase heeft de RDW Frontline in de gelegenheid gesteld om haar kwalitatief slechtere inschrijving te compenseren, terwijl de concretiseringsfase juist is bedoeld voor deugdelijke toetsing van de inschrijving. Er was hiermee geen sprake meer van een level playing field.

3.             Ten derde op het moment dat de RDW op 6 april 2021 (voorlopig) aan Frontline gunde. Het was volgens Cloudoe op dat moment al feitelijk onmogelijk voor Frontline om de CCaaS-oplossing op 31 mei 2021 aan te leveren. De RDW wist dat of had dat in elk geval behoren te weten. De uiterlijke termijn van 31 mei 2021 was een knock-out voorwaarde waarvan afwijking op grond van de Aanbestedingsvoorwaarden niet was toegestaan. Dit had dus tot uitsluiting van Frontline moeten leiden. De RDW heeft de regels van het spel tijdens het spel gewijzigd.

Aldus, kort weergegeven, de stellingen van Cloudoe.

4.17.       Al deze stellingen had Cloudoe tijdens de aanbesteding al ingenomen of kunnen innemen. In beginsel had Cloudoe deze gestelde onrechtmatigheden daarom na de voorlopige (gunnings-) beslissingen van 14 december 2020 en 6 april 2021 in kort geding aan de orde moeten stellen, toen de opdracht nog niet definitief aan Frontline was gegund en aan alle inschrijvers gelegenheid werd geboden om desgewenst binnen 20 dagen in kort geding tegen de beslissing van de RDW op te komen.

[…]

4.31.       Dit betekent dat op grond van de tussen partijen geldende Aanbestedings-voorwaarden redelijkerwijs van Cloudoe mocht worden verlangd dat zij de in 4.16 genoemde bezwaren tegen de gunningsbeslissing binnen de overeengekomen rechtsmiddelentermijn bij de rechter aan de orde zou stellen. De bezwaren die Cloudoe in deze procedure heeft aangevoerd, steunen ook niet in belangrijke mate op nieuwe feiten en omstandigheden, die zij destijds nog niet kende of niet kon kennen. Er was dus - anders dan Cloudoe betoogt - geen sprake van een situatie waarin een kort geding op voorhand volstrekt zinloos moest worden geacht en Cloudoe ‘enkel en alleen ter bewaring van recht’ een kort geding had moeten beginnen.


Conclusie

 

4.32.       De rechtbank komt tot het oordeel dat Cloudoe het recht om een schadevordering aanhangig te maken heeft verwerkt, zodat de rechtbank niet toekomt aan een verdere beoordeling van de vordering.

Een kort geding met als insteek, dat ‘de winnaar’ tijdens de uitvoering van de opdracht de in de aanbestedingsstukken opgenomen opleveringsdatum niet gaat halen, zal men (inderdaad) niet snel winnen. De aanbestedende dienst zal immers doorgaans het nodige verweer (kunnen) aanvoeren ('is toekomstig', 'is onzeker', 'is voorbarig', 'zullen vasthouden aan contract' e.d.).

Het ‘kort geding ter bewaring van recht’ is echter geen onbekend fenomeen. En (dus) soms nodig.

Lees over schadevergoeding ook:

https://keesvandewater.blogspot.com/2020/09/de-onrechtmatige-gunningsbeslissing.html

en

https://keesvandewater.blogspot.com/2021/01/onrechtmatig-handelen.html

  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten